Archive / Exhibitions (past)

RSS feed for this section

L’homme qui rit.

01.12.1918

Toespaak Arie van Geest bij de opening van de tentoonstelling van Sjef Henderickx, 16 december tot 26 januari 2019

In een helder atelier in Schiedam bevindt zich ergens op een kast tussen allerlei prullaria een object trouvé. Een nietig bootje, bedekt met modder en schelpjes. Halverwege de jaren 70 werd het door Sjef Henderickx gevonden in een toen juist drooggelegde poldervaart in Kethel. Een sentimentele scherf uit de verloren tijd. Ooit het speelgoed van een kind maar nu een gehavend miniatuur wrak met een poëtische lading waaraan niets is toe te voegen.

Het is zonneklaar. Sjef Henderickx is niet voor een gaatje te vangen.

Al bijna een halve eeuw werkt hij als beeldend kunstenaar aan een consistent oeuvre, waar verschillende disciplines als beeldhouwen, schilderen en tekenen worden ingezet. Al naar gelang het beeld dat hem voor ogen staat. Maar er is meer.

Als men zijn Schiedamse atelier bezoekt, wordt men overspoeld door een raadselachtig transito-universum boordevol attributen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben maar die zich in essentie in de wachtkamer bevinden om ooit een rol van betekenis te kunnen spelen in de vrijstaat waar Sjef het voor het zeggen heeft. Vanzelfsprekend is dit atelier het domein van een man die beelden wil verwezenlijken, maar het is tevens de broedplaats van een alchemist, de opslagruimte van een archeoloog, het kabinet van een filosoof een mini-museum van een verzamelaar die reflecterend op zijn directe omgeving het onbenoembare voor het voetlicht wil zien te krijgen.

Op zeer jeugdige leeftijd trad Sjef reeds toe tot het gilde der museumdirecteuren. In de schuur achter zijn ouderlijk huis richtte hij in die dagen een museum in om kinderen uit de buurt kennis te laten maken met vondsten die hij in de natuur had opgedoken. Op 15-jarige leeftijd deed hij in de klei van de Vlaardingse Broekpolder zijn eerste opgraving. Objecten aangetroffen in zijn directe omgeving, zowel in als boven de grond zijn van meet af aan van grote invloed geweest op de imaginaire wereld die hij als beeldend kunstenaar in kaart is gaan brengen.

Een typisch voorbeeld van zijn manier van werken is de sculptuur ’t Lam dat hij ontwierp voor de herinrichting van de Schiedamse St. Janskerk in 2010. Met de ruim duizend brokstukken van beelden en altaren die tijdens de beeldenstorm van 1572 door de watergeuzen uit Den Briel werden vernield en die tijdens de restauratie van de kerk vlak na de tweede Wereldoorlog onder de vloer werden gevonden om vervolgens voor een periode die langer dan vijftig jaar zou duren naar de zolder van het Stedelijk Museum van Schiedam te verhuizen, ontwierp hij een vier meter hoge zuil van gewichtloze stenen die oprijzen uit een stalen ronde schaal en die bovenin a.h.w. samensmelten in de vorm van een gefragmenteerd lam.

Sinds 2002 pendelt Sjef letterlijk tussen twee werelden heen en weer. Te weten zijn artistieke territorium in Schiedam en zijn maison secundaire in Bégadan, een gehucht in het Franse departement de Gironde.

In de zomer van 2017 ontstonden in zijn Gallische tekencaravan met uitzicht op de kleine, lokale vuurtoren Le Tour de By binnen zes weken 99 werken op papier die hij de titel L’Homme qui rit meegaf en waarvan er momenteel een aantal te zien zijn in deze ruimte. 

In 1869 schrijft Victor Hugo de filosofische roman L’Homme qui rit waarin de levenswandel uit de doeken wordt gedaan van het tienjarige, haveloze kind Gwynplaine, een protagonist getooid met de grimas die eigenlijk een verminking is en die moet vechten tegen de nacht, de sneeuw en tegen de dood.

Sjef Henderickx  goochelt die zomer uit een potje dat gevuld is met een mix die bestaat uit restjes inkt, walnotenschillen en retoucheverf uit de jaren dertig met grote trefzekerheid een waar leger van anonieme schimmen op papier, schimmen die o.a. worden aangetast door trechters, vogelveertjes, slakken, spechten, paddenstoelen en andere fenomenen uit de vrije natuur. Aantasting, verval, kwetsbaarheid, maar tegelijkertijd een uiterst transparante schoonheid zijn de belangrijkste kenmerken uit deze serie vol lucide vaak wat strompelende wezens die getooid gaan met de grijns van het kind uit het brein van Victor Hugo.

Onder invloed van de maritieme omstandigheden in het specifieke licht van de Médoc, het gebied  ingesloten tussen de Atlantische Oceaan en de Gironde ontstond bij Sjef een aantal jaren geleden het idee om er ter plekke op de grens van het water en het land een poëtische schuilplaats te gaan realiseren: La Cabane des Hirondelles, een toevluchtsoord voor zwaluwen.

Een bescheiden onderkomen van vijf meter lang, vier meter breed en twee meter tachtig hoog, de muren moeten worden opgebouwd naar een traditie van de lokale oesterkwekers om lege schelpen als saté op stalen pennen te rijgen en die vervolgens te gebruiken om oesterbroed op te zaaien, het dak wordt bedekt met Jacobsschelpen die verwijzen naar de pelgrims die de Girondehavens aandeden om vervolgens hun voettocht naar Compostella te vervolgen, aan de voorkant bovenin een kleine ingang voor de duikacrobaten van de wind en aan de zijkanten een aantal roeispanen. Mocht de zondvloed zich ooit weer aandienen dan zal deze poëtische, hedendaagse ark zich moeiteloos naar veiliger oorden kunnen begeven.

Een utopisch verlangen van een romanticus die het leven als een laboratorium ervaart, die dromen in de werkelijkheid wil plaatsen en die gelooft in de schoonheid van de ziel.

Deze bescheiden tentoonstelling bewijst dat hij in staat is om deze complexe materie op een heldere, maar vooral indringende manier te visualiseren.

Arie van Geest

30-10-2018

Exhibition: Q.S.Serafijn, 7-10 to 4-11-2018

19.09.1918

Q.S.Serafijn, ‘Niet Herleven Alstublieft’, water colors & wall paper

Elke dag maak ik een of twee waterverven. Soms is het een portret van mijn hond, soms zijn het hybriden, badpakken, soms een enkele bloem. Vaak luister ik naar Sibelius. Bijvoorbeeld naar ‘The Swan of Tuonela’. Kierkegaard’s laatste woorden waren: ‘Sweep me up.’ Die van Goethe: ‘Mehr Licht.’ Ik ken maar weinig mensen die zo gelukkig zijn als ik.

Opening speech, Elbrig de Groot , exhibition Wim Gijzen 15-12-2019

07.12.1900

Lieve Wim en Jeanette,

Het is vreemd, Wim, óver je spreken in het openbaar. We kennen elkaar bijna veertig jaar en  hebben heel vaak m
ét elkaar gesproken.  Je zegt nu eenmaal graag wat terug, maar dat komt nog wel.
We hadden vaak hilarische, mooie en heftige gesprekken. Over kunst, de kunstwereld.
En over kijken.  En over taal en kijken.
Verder kijken dan je neus lang is.
In de presentatie Horizon taal  laat je  zien wat dat betekent .
We zien 10 recente tekeningen, landschappen, portretten, die met elkaar verbonden zijn door de horizon.
Wat is de horizon?
Iedereen weet wat je ermee bedoelt. Je ziet hem, gebruikt hem als richtpunt, maar hij verschuift als je denkt dichterbij te komen. De serie tekeningen houden de horizon vast, maar die is tegelijkertijd ongrijpbaar.
Het zijn allemaal kwesties, die typerend zijn voor Wim.
Tekeningen met portretten, stillevens, landschap, met horizon. Het zijn bekende thema’s. Wim raakt er niet op uitgekeken: steeds zoekt hij de verhouding met de omgeving.
Wat is de werkelijkheid?  Wat zie ik ? En vooral waar ben ik?
Hij verwondert zich over de vanzelfsprekendheid van de dingen.
Alles lijkt wat het is, maar die eenduidige manier van kijken ontregelt Wim  graag.  Net even een slagje draaien, een kwartslag of een kwinkslag , een  andere invalshoek.
Bijvoorbeeld locaties verwisselen. Spiegelbeelden.
De wereld op zijn kop zetten.  Het geeft veel nieuwe inzichten.
Dat vond Weissenbruch al.  In een interview uit 1901 legt de Haagse Schoolschilder uit waarom hij zijn aquarellen kriskras over de vloer van zijn atelier verspreidt. Zo kan hij ze van alle kanten beoordelen.  Juist ook op zijn kop, want zo kon hij zien of de compositie klopte.
Kijken verandert in de loop van de tijd.  Kijken is eigenlijk een werkwoord.
Het herinnert me aan mijn eerste colleges  kunstgeschiedenis van Professor Horst Gerson, de Rembrandtkenner. Bekend en berucht om zijn Rembrandttoeschrijvingen. Hij ging regelmatig op zijn hoofd staan voor een Rembrandt, zelfs in een museumzaal .
Hij heeft me kijken geleerd.
‘Beschrijf maar een schilderij zo precies mogelijk’. En natuurlijk zagen we maar een fractie van wat er werkelijk allemaal te zien was.
Ik kijk heel graag mee met Wim.
Hij heeft een scherpe blik op alles. En weet dat te verbeelden in werk, dat altijd weer verrast.
Wim werd, naar eigen zeggen, niet gehinderd door een academieopleiding.  Hij heeft er een paar technieken geleerd. Maar er waren veel meer mogelijkheden om zijn verhaal, zijn beeldtaal vorm te geven en daarmee sloot hij prima aan bij de tijdgeest van de jaren 60 en 70.
Een spannende inspirerende tijd.
Toen ik uiteindelijk tijdens mijn studie van de 17e eeuw naar eigentijdse kunst overstapte, kon het verschil niet groter zijn, dacht ik toen.
De nieuwe docent Wim Beeren liet ons kennismaken met een totaal andere wereld, de wereld van de conceptkunst. We wisten heel vaak niet wat we zagen, maar bleven intens nieuwsgierig.
De Dokumenta van 1972 was een verpletterende ervaring.  De verflucht was weggewaaid uit het atelier. Het materiaal was overal, lag buiten om de hoek, in de directe omgeving of in het landschap te wachten.
Tijdens de 9e Biënnale in Parijs, 1975 viel me al een werk van Wim op. Een kleurige landkaart van Nederland, waar vast iets mis mee was. Ik heb er een dia van, maar die zoek ik al jaren.  Diezelfde excursie zag ik een tentoonstelling van Marcel Broodthaers en was zo ondersteboven, dat we bijna de trein misten. Zulke indrukken vergeet je niet. Weer een andere manier van kijken.
Wim sloot zich moeiteloos aan bij de internationale ontwikkelingen. Naast schilderijen, tekeningen en ruimtelijk werk in allerlei materialen, legde hij projecten vast in foto en film.
Hij reisde in 1972 met Jeanette langs 863 Nederlandse gemeenten en registreerde elke gemeente volgens een vast patroon: een foto van het plaatsnaambord, idem met Wim ervoor, hij kocht een ansichtkaart in de plaatselijke tabakswinkel en stuurde deze naar de Rotterdamse Kunststichting. Elke gemeente werd steeds op deze manier gedocumenteerd.  Enkele jaren geleden was een gedigitaliseerde versie van het immense werk op verschillende plaatsen te zien en bleek ook nog eens een cultuurhistorische dimensie te krijgen. Kijken verandert inderdaad in de loop van de tijd. Het werk is opgenomen in de collectie Verbeke, die het project ook in boekvorm uitgaf.
Het zou geweldig zijn om dit werk nog eens over Nederland te verspreiden in het huidig aantal gemeenten (ca. 300) met al die  fantasierijke namen, waarachter de oorspronkelijke gemeenten schuilgaan.
Het project is een voorbeeld van kijken, reizen volgens een vast systeem en daarvan beeldend verslag doen. Allemaal volgens de ordenende verbeelding van de conceptkunst.
Nog steeds fascineert het kunstenaars de omgeving in foto’s en films op deze manier te registreren. Opeens werd zelfs bijna letterlijk het project van Wim opnieuw uitgevonden en de betreffende kunstenaar kwam breeduit in de publiciteit. Soms mis je wel eens de historische context in de journalistiek.
In de jaren 60 en 70 zijn er door beeldend kunstenaars heel veel korte filmpjes gemaakt, die vooral via de nieuwe media een veel groter bereik hebben.  En daardoor steeds opnieuw ontdekt worden.
Op initiatief van de Rotterdamse Kunststichting was rond 1970 een videostudio gevestigd in het Lijnbaancentrum: een belangrijke stimulans voor Rotterdamse kunstenaars om te werken met het toen nog prille medium video.
Gelukkig meestal op tijd zijn de in Nederland gemaakte (video)films geconserveerd en gedigitaliseerd. Ze worden beheerd door LIMA in Amsterdam. Bovendien wordt daar veel onderzoek gedaan.
Zo zijn er 6 films van Wim beschikbaar. Ze gaan vaak over lokale verwarringen.  Zoals de verwisseling van plaatsnaamborden Den Haag voor Rotterdam bij de Euromast.  De Coolsingel (in spiegelbeeld).
Al deze voorbeelden zijn hier ook te zien.
Dat is zo aardig, dat Hans het allemaal hier in de kast heeft. De filmpjes worden overigens alleen vandaag getoond.
Het bekendste werk van Wim was zijn voorstel voor de manifestatie C’70 om het Schouwburgplein te veranderen in een wei met koeien.  Ik denk, dat de meeste aanwezigen dit plan kennen of in ieder geval de ansichtkaart, die Wim in grote oplage liet maken.
Het idee werd een aantal jaren geleden opnieuw opgepakt om het plan van Wim alsnog uit te voeren.  De foto van de ansichtkaart verscheen in de media en je kon natuurlijk niet zien, dat het een foto van een fotocollage op een ansichtkaart was. Sommige enthousiaste mensen vertelden, dat ze geweldige herinneringen hadden aan de weide met het vee midden in de stad.
Wim heeft er een mooie lezing over gehouden, die in boekvorm is verschenen en dat boekje ligt hier ook.  Het Schouwburgplein       heeft nu trouwens toch een (kunst)grasmat.

Terug naar de tekeningen. Ze zijn de rode draad in zijn oeuvre. Onderwerpen gaan en komen weer terug. Tekeningen zijn voor Wim vaak verkenningen van ideeën.  Soms spelen associaties mee en verandert een landschap in abstracte vormen. Vlakken of driehoeken bijvoorbeeld leiden de blik naar een verdwijnpunt. Een stip op de horizon.

Laten we nog eens gaan kijken naar Horizontaal.  In zijn eigen historische context.  Let nog even op het eerste horizon werk uit 1976, dat hier op tafel ligt..

(Dank Wim voor je aanstekelijke en niet aflatende verbeeldingskracht. Dank voor Uw aandacht.)

Elbrig de Groot, 15 december 2019.