Ralph van Meijgaard

Woorden voor Ralph
De biografie als lopende band
Drie weken geleden was ik op atelierbezoek bij Ralph, die toen al een hele tijd bezig was met het werk dat nu hier hangt – de tentoonstelling herhaling en verhouding. Het zijn een heleboel werken, een reeks, een overzicht?
Er zit zoveel verhouding in het werk, dat ik dat niet zo een twee drie uit de losse pols kan vertellen – dus ik moet het voorlezen:
Het atelierbezoek:
Ralph heeft een wonderlijk leeg atelier, veel wit, opgeruimd. Het schilders- verleden, de oudere werken, zitten opgeborgen in een speciaal gebouwd hok, de opslag.
Alleen in het midden van het atelier ligt een grote hoop losse stukken papier. Het is een behoorlijke stapel: Kalkpapier met potloodlijnen erop, grids in verschillende maatvoeringen, stencils waarin ik de vormen uit de schilderijen terug zie als losse elementen in alle maten. De potloodlijnen zijn soms vele malen over elkaar heen getrokken.
Ralph noemt het zijn externe geheugen.
Dus, daar liggen de bouwplannen van Ralph’s schilderijen door de jaren heen, klaar voor hergebruik. Mij komen ze voor als de blauwpauzen van een enorm apparaat die nog geconstrueerd moet worden.
Het werk dat we hier zien is vooral nieuw, recent ontwikkeld voor deze setting, maar er zitten ook oudere werkjes tussen. Dus we zien een soort oeuvretentoonstelling, samengevat tot één beeld.
Ralph bouwt gestaag aan zijn oeuvre – dat is het apparaat dat geconstrueerd wordt – of, dat oeuvre bouwt zich eigenlijk zelf in itererende bewegingen. De omschrijving die Ralph gebruikt voor de ontwikkeling in zijn werk:
Je komt uit op dingen die je mogelijk maakt.
Het past bij de rustige nuchterheid van de kunstenaar: hij vat het vriendelijker wijze alvast een beetje samen, zijn denkwereld, tot een overzichtelijk geheel in een geordende constructie.
Die denkwereld – en het visuele gevolg ervan dat hier aan de muur hangt – probeer ik sinds drie weken een beetje te duiden. Zo een atelierbezoek heeft namelijk gevolgen. Het werk is in mijn hoofd en terwijl het leven door gaat mengt het werk zich als het ware in mijn waarnemingen.
Om een beetje te illustreren wat ik bedoel: Afgelopen week was een documentaire te zien bij tegenlicht ‘HOW TO HANDLE CHAOS’. Daarin werd de neurowetenschapper Anil Seth geïnterviewd.
Hij zegt dat zien, gewoon het zintuigelijke zien, een proces van voortdurende constructie is. We interpreteren wat we zien en het brein maakt er een soort Best Guess van. Dan zien we hem in een tentoonstelling zitten en hij zegt dat het werk dat hij hier ziet in zijn brein doorwerkt en dat hij bijna alles, dat hem bezig houdt erin onder kan brengen.
Ook het werk van Ralph lijkt de eigenschap te hebben zich met van alles te kunnen verbinden.
Ik heb even – in overleg met de kunstenaar – voorgesorteerd wat er zoal te zien is:
roltrappen
roltrappen als groeivorm tak en arm
de wasstraat
de abstracte wasstraat het reuzenrad
en reuzenrad zonder rad met en zonder mensen of is het een klok
een klok van mensen een tandwiel
(rol)stoel en (rol)bed of schavot zittende figuren, genderneutraal een zittend figuur met detail veel rondjes
als rolletje, als hoofd, als stip, als zon, als gat, als spiegel of wensput of negatieve wensput
als atoom in het atomaire ijsje in herhaling en als projectie
op voorgronden of achtergronden
twee mannen die naar de horizon kijken de horizon als streeppatroon
van de ondergaande zon
strepen, of zijn het uitgerekte stippen plattegrond van de gates op Schiphol
en de geboorte van het orakel of iets ezelachtigs een kano
kano’s in de bioscoop
een scherm
een toetsenbord of patroon patronen en clusters
beige
grijs grijs grijs
wit zwart geel rood blauw
ik lees dit expres heel snel op, zodat je het niet kan onthouden of niet begint te zoeken of het klopt of zoiets.. Ik wil niet het kijken invullen alsof het een zoekplaatje is. Je kan het beter weer vergeten.
Wat we zien zijn een soort pictogrammen. Deze pictogrammen komen voort uit concrete verhalen in het leven van de kunstenaar, autobiografische pictogrammen dus.
Om een voorbeeld te geven wil ik één van de verhalen vertellen, die ik heel opmerkelijk vond. Ralph vertelde het in het atelier Het gaat over een van de oudere doeken in de reeks, dat met de kano’s.
Vroeger, in de jaren 90, had je op de westersingel de Consul, een eetcafé waar ook filmvertoningen waren. Ik ken dat ook nog. Tijdens een van de avonden werd een Afrikaanse film vertoont. Na afloop zag hij een stuk 16mm film uit het filmblik steken en heeft die in zijn jaszak gestoken. Veel later vond hij dat stukje film terug in die jaszak. Het was een scene waarin een vrouw (of moeder) iets voorovergebogen over een grote ronde bak met water een paar kinderen een zeilscheepje in het midden van de bak aan wees.
De filmbeelden herhalen natuurlijk de scene, dus er was een hele lange rij bakken en bootjes en figuren in een houding te zien. Dat gaf hem het idee van de helpende beelden. Beelden die elkaar helpen om een beeld te zijn als je zo wil? Het zeilbootje werd een kano en dan een gekapseisde kano of een vorm die op een toetsenbord lijkt…
De rij kano’s is hier terug in een bioscoop op een scherm op de achtergrond en omgedraaid in de onderste helft (de zaal): beeld een publiek tegelijkertijd. De herinnering als film. Deze kano’s, als we ze dan als zodanig herkennen, zijn heel veel dingen. Een mooi voorbeeld om aan te tonen dat zien een constructie is.
Dus, in het beeld gaat het niet om de voorwerpen zelf, maar om ‘helpende voorwerpen’ die elkaar naar een andere hoedanigheid helpen. Ze zijn uiterst hybride. Ze vloeien in elkaar, overlappen en evolueren – soms zelfs over de suggestie van twee doeken heen, zoals de grote roltrap-arm-cactus over twee kleurvlakken. Alles is in beweging in een grote voortschrijdende metamorfose – een soort tanta rei?
Vereenvoudigt tot een teken komen ze mij voor als reserveonderdelen voor een lopende band die zichzelf steeds opnieuw construeert. Elk afzonderlijk beeld is helder en leesbaar:
duidelijkheid die zich toch aan duiding onttrekt. De figuratieve kant van het werk is tegelijkertijd icoon (of icoontje) en orakel.
Het Orakel spreekt in rijmen en in raadsels en het wijst de weg in de toekomst.
De schilderijen vormen een tijdlijn die voor en achteruit beweegt, waarin losjes herinneringen verwerkt zijn. Momenten die zich op soms onnavolgbare wijze in het geheugen genesteld hebben en daar een plek opeisen. Het systematiseren van deze betekenisvolle toevalligheden komt me voor als of op de achterwand van het brein de projecties van ervaringen een nieuwe diashow in elkaar zetten van licht en schaduw, overlappingen en dubbele projecties inclusief de kleurafwijking en dubbelbelichting die in projecties op kan treden.
De kunstenaar observeert en ordent, herschikt en vervormt, het een komt van het ander. Het werk , stuwt zich als het ware zelf voort – de schilder is de voorman van het tand(wiel) des tijds.
Want, na alles wat je erover kan zeggen zijn het toch ook vooral schilderijen wat we zien. Schilderijen, die zich ervan bewust zijn wat ze doen met de waarneming van de kijker en van hun rol in de schilderkunst. Het kijken is telkens een avontuur, met zachte maar onverbiddelijke hand gestuurd door gelaagdheid, kleur en compositie. De vorm wordt een eigen betekenislaag.
Omdat ik bij het zien van Ralph’s werk (behalve aan Oskar Schlemmer en Purno de Purno) aan Alex Katz moet denken heb ik wat onderzoek naar hem gedaan en kom in en interview de volgende uitspraak tegen: Katz zegt over zijn werk
‘de grammatica is abstract en het beeld is figuratief’.
Ralph werkt zijn grammatica helemaal open met hulp van de figuratie. Helpende vormen!
En toen ontdekte ik ook – want zo gaat dat met het google=algoritme – er verschijnen allemaal oneigenlijke verbanden –
de Menukaart van Restaurant Katz Orange in Berlin
en sinds je ook nog een leven heb als kok en zodoende een “helpende vorm” bent in de context van een project over sociale cohesie op zuid, heb ik hier de menukaart als inspiratie voor jou. Ze noemen zichzelf foodlab, trouwens.
En nu even nog een keer Alex Katz:
The surface is what the whole thing is!
Het oppervlak van de dingen en het oppervlak van het doek, dat nauwelijks sporen van de maker toont. Het is een neutrale wereld, die ondersteunt wordt door de kleuren, die voor het grootste gedeelte rondom grijs en beige liggen – beige is het goud van de kleine man, zegt Ralph.
Hij houdt niet van felle kleuren. (en daar sta ik dan in mijn oranje jasje)
De serie is door kleur en compositie in balans gebracht. Helpende kleuren, helpende vormen.
Het moet wel een beetje democratisch zijn, zegt Ralph daarover..
En ineens spreken we in termen van menselijke verhoudingen.
Is hier een ideaal ontworpen? Ik ben zeker dat Ralph het liever wat bescheidener gaat houden?
Wat me in ieder geval raakt in het werk, is de schilderkunstige verfijning die in deze stripachtige vormentaal en speelse grammatica een plaats krijgt.
Want de schilder weet – je kan van alles bedenken, maar het moet zich ook voordoen: Als beeld. Eenmaal beeld geworden is de mogelijke betekenis alleen gelaten, misschien zelfs achterwege gelaten.
Het is wat we zien en hoe we dat met onze zintuigen kunnen lezen en ervaren, om dan – wel of niet ondersteunt door kennis of ervaring – de constructie van de werkelijkheid in gang te zetten.
Het werk biedt de kijker daartoe een systeem aan.
Deze beelden kunnen heel goed alleen zijn, zonder hun maker en zelf zonder elkaar. Ze hebben de uitstraling van een icoon. Ook al zijn ze hier met z’n allen, en tonen ze hun onderlinge verband.
(Hoe zit dat Ralph, kan men ze ook apart kopen?)
Het beeld blijft wat het is – onder alle omstandigheden: uitgewogen.
Ik zie hier de kracht en de noodzaak van de abstractie. Met het loslaten van de anekdote (ook al is die telkens aanleiding voor het beeld) komt een groter verhaal naar voren. Het verhaal dat samenhang en toekomst schetst.
We hebben het abstracte nodig.
Om de wereld te bevatten en om ze te verdragen.
En omdat het denken aan je werk maar door gaat, heb ik hier nog zo een vondst (gisteren in Den Haag, postkaart van een vliegveld) dat ik je even cadeau wil geven – kunnen we toch nog kijken of dat een beetje klopt met de plattegrond van de gates van Schiphol.
Dagmar Baumann, zelf ook schilder, Oktober 2019, Rotterdam
