Gyz la Riviere, ‘dataism’ 20 -3 to 24-4 -2022
Gyz la Riviere—Dataïsme
Typisch Gyz: Speels, grappig, lichtvoetig, een mix tussen pop-art en objects-trouvés, geworteld in een haast obsessieve verzameldrang, een specifieke Gyziaanse gekte.
Maar daarachter, ook typisch Gyz: Een ongekend eigenzinnig oog voor de sociale en economische structuren waarvan ons leven is doordrongen, vaak op zo’n alledaagse, en soms ook prettige, manier dat we het voor lief nemen. Gyz raakt aan die structuren door in te haken op materiële sporen en restanten, vaak uit een verleden dat eigenlijk heel recent is, en toch alweer geschiedenis. Dataïsme is een verzamelnaam voor een groeiende collectie datadragers en data-gerelateerde materiële cultuur, die Gyz uitlicht, herordent, isoleert of juist in al haar veelomvattendheid laat exploderen.
In New Neapolis, zijn meerjarenproject rondom het typische karakter van havensteden zoals Rotterdam, linkte Gyz dataïsme aan een geschiedenis van standaardisering, automatisering en schaalvergroting. Die hoort bij de ontwikkeling van de machine van het kapitalisme en de voortdurende stroom van geld en goederen. Maar ook bij het idee van woonwijken en steden als een machine, dat in de 20ste eeuw overal aan invloed won. Een schijnbaar abstracte vierhoek van geschakelde floppy disks maakte hij in zijn New Neapolis expositie de visuele pendant van een maquette van een van de woonmachines van Le Corbusier—symbool voor de rationele, functionele stad. Maar hij merkte daarbij fijntjes op dat van het onderliggende collectivistische ideaal van toen niet zoveel is overgebleven; in de huidige samenleving, waarin data en algoritmes alom de economische en sociale onderlegger zijn gaan vormen, voert individualisme de boventoon.
Of toch?
In tijden van Corona, toen ons dagelijks leven nóg meer op ons individuele zelf was teruggeworpen, maakte hij vanuit zijn fascinatie voor dataïsme twee boeken rondom datadragers waarin het toch ook draait om contact:
Zijn boekproject ‘Home-video’ draait om de VHS band en de videotheek als sociaal en cultureel instituut.
En ‘Het telefooncellenboek’ omschrijft en toont hoe die ene vierkante meter een specifieke sociale en culturele ruimte in het stadsbeeld afbakende, én een rol vervulde als symbolische plek—bijna een karakter op zichzelf—in boeken, reclames, en films.
Karakteristiek voor de hele doorlopende stroom aan ‘dataïsme’ werken is zijn interesse in retro-futurisme. Terugkijken naar ontwikkelingen en toekomstbeelden van toen—als prequel van vandaag—om de afstand en verbazing die dat oproept ook mee te laten resoneren in hoe jij en ik vervolgens om ons heen kijken naar de wereld van nu én naar de toekomst die vandaag wordt vorm gegeven. Retro-futurisme is als attitude groots. Maar wat ik zo mooi en sterk vindt aan de dataïsme serie, is dat die tegelijkertijd samenvalt met de tijdsspanne van Gyz’ eigen biografie. De technologische evolutie die hij ons terugspiegelt vindt plaats binnen één mensenleven. De videotheek, de telefooncel, de floppy disk, de telefoonkaart, etc… ze behoren tot een recent en toch al deels vergeten verleden dat, onder Gyz’ publiek van de afgelopen jaren ook significante scheidslijnen trekt. Sommigen van ons belanden in een feest van nostalgie en herkenning; maar veel nieuwsgierigen—in Rotterdam West bij Joey Ramone, hier op Zuid bij Walgenbach, of de schoolgroepen in TENT—weten letterlijk niet wat ze zien.
Dat zegt iets over de razende vaart waarin onze datacultuur, of misschien zelfs dataculturen, voortrazen en om zich heen grijpen.
En het zegt ook iets over de waarde van het scherpe oog, de verzameldrift en de gedrevenheid van Gyz die zich, vol liefde en humor, opwerpt als onvermoeibare chroniqueur van de cultuur van het dagelijks leven—inclusief de schoonheid van gamen, geinen, roken, wildplassen, wachten, hangen, en dat typische gevoel van een telefoonhoorn met metalen draad, een floppydisk, cassette of telefoonkaart in je hand én binnen je bereik—die tastbaarheid van sociale structuren, als een collectieve ervaring waar de meeste designgeschiedenissen aan voorbij gaan.
Anke Bangma, 24 april 2022
Foto’s: Frank Hanswijk