Corrie Brands, Continuum – 16-4 t/m 21-5- 2023.

22.03.2023

Continuüm’, gebonden, 14,5 x 20 cm, 120 pagina’s. Beperkte oplage van 52 exemplaren met originele print gesigneerd en genummerd. Prijs € 85,-

 

Continuüm

Dit boekje draag ik op aan mijn moeder, Johanna Maria Verhoeven (1921-2007), schippersdochter zonder enige opleiding. Zij liet mij een bruine groentezak na met naaipatronen, tussen 1952 en 1956 gebruikt om kleding te maken. Ieder ander zou daarvoor patroonpapier hebben gekocht, maar niet mijn moeder. Krantenpapier, oude verpakkingen, restjes karton en ander papiermateriaal kregen bij haar een tweede leven. Ik herken daar veel in. Hergebruik waarbij materialen een andere functie of betekenis krijgen, is bij het maken van mijn werk ook een belangrijk uitgangspunt.

Door de patronen één voor één ter hand te nemen ontsluit zich een deel van mijn moeders leven. Het ontroert me haar handschrift terug te vinden en te zien hoe ze de patronen heeft beschreven en gedateerd. Van een model voor een BH op een V&D pakpapiertje uit 1952 tot aan het laatste patroon; “positie pakje zomer 1956”, het jaar waarin ik ben geboren. Ik heb mijn moeder weinig kleding zien maken. In mijn kindertijd was kleding verstellen meer aan de orde. Een kraag aan een overhemd keren of een kous stoppen hield haar bezig tot diep in de nacht.

Ik pak de groentezak voorzichtig uit. De rijkdom aan vormen en de schoonheid van de verschillende soorten papier valt me op. Het is daardoor niet alleen een bijzondere ontmoeting met mijn moeder maar het inspireert me ook als kunstenaar. Ik besluit een fotografisch verslag te maken van het uitpakken. Van de stapel patronen zoals deze uit de zak komt, neem ik telkens een patroon af en leg dit omgekeerd ernaast. De slinkende en de groeiende stapel fotografeer ik. Er ontstaat een doorgaande reeks van tweemaal 52 foto’s.

Corrie Brands

 

Inleiding tot de persoon en het werk van j.’P alias 

11.01.2023

Inleiding tot de persoon en het werk van j.’P alias 

Door Jozef van Rossum, bij de opening van de tentoonstelling ‘boeKKenwerK’ van Jos Deuss en j.’P alias bij walgenbach art & books 

Rotterdam,  5 februari 2023  

Ik ben zeer vereerd dat ik dit openingswoordje mag verrichten bij het werk van Jos, of wel j.’P alias, in de tentoonstelling boeKKenwerK.

Maar eerst wil ik wat rugtitels noemen die op mijn plank bleven liggen na het schrijven van dit praatje, die rugtitels behandel ik verder niet. 

een tuner vergrendelen

een getijdenboek kopen

de statenbijbel in de kachel

boeken zijn niks waard

achter gaas die boeken!

de boekenwurm en het boekenbal

Lambert Oliemeulen

Joseph Hagen

Als eerste heb ik de uitnodiging bestudeerd en daar zie ik een foto van een stapel boeken op een weegschaal en die stapel blijkt van enorm gewicht.  

Dat zou een pleidooi kunnen zijn voor het e-book.

Verschillende mensen ken ik die daar bij zweren, maar dat is informatie van een paar jaar geleden, of het nu nog zo is betwijfel ik.  

Zelf heb ik ook veel boeken, het zwaarste boek dat ik heb, heb ik hier gekocht en het weegt 3,4 kg. Speciaal voor deze mededeling heb ik zwaardere weg gedaan, ik spreek dus de waarheid. Boeken over kunst zijn meestal de zwaarste en de onhandigste. 

Onhandig van formaat vooral. 

Er is zelfs een kunstenaar die het nodig vond om loden boeken te maken: Anselm Kiefer.

De uitnodiging ook toont een foto van een stapeltje dat ik interpreteer als het topje van de toren van Babel en dat is dan het topje van de spraakverwarring. Uit spraakverwarring komen ook hele mooie dingen: zo dacht een Japanner dat het liedje er was er eens een vrouw dit koekenbakken wou het Nederlandse volkslied was. maar ik dwaal af. We zijn niet in Japan maar in Nederland en ik wil u meenemen naar Dordrecht. 

Jos en ik komen van dezelfde akademie en die is in Tilburg. 

Jos is daar wel wat eerder geweest als ik, want hij stamt nog uit de tijd dat de directeur persoonlijk alles voor het zeggen had. Jos woonde in een boerderij tijdens zijn studietijd en toen hij na zijn studie als tekendocent (1 jaar lang) voor de klas kwam te staan werd hij door de directeur van onze akademie aangesproken. Die directeur vertelde hem dat nu Jos leraar was, hij niet meer in die boerderij mocht wonen: het was geen stijl, geen goed voorbeeld, een schande etcetera. 

Jos volgde zijn advies op en is toen naar Dordrecht verhuisd. Maar hij hing ook zijn docentschap aan de wilgen om er zich als restaurator te vestigen. Of die directeur het daar mee eens zou zijn geweest valt niet meer te achterhalen.

In Dordrecht, in de Hofstraat op de begane grond heeft Jos zijn werkplaats.

Jos restaureert schilderijen in een kleine ruimte waar misschien wel

vijftig schilderijen staan, meestal negentiende eeuwse genrestukken en 

portretten, een ruimte die ook een negentiende eeuws schildersatelier lijkt. 

Eigenlijk heb ik de hele week aan die sfeervolle ruimte gedacht. Dat werd versterkt door het feit dat ik er mijn pet had laten liggen. De tijd heeft er zijn plaats, het verleden kijkt je letterlijk via portretten aan. Het huis van Jos en Geerten boven de werkplaats is overvol en spannend. 

Het huis is nadrukkelijk IKEA-VRIJ, dat bevalt me ook zeer.

Jos heeft de Paljas als tweede natuur aangenomen. 

Een comediant die graag op onderzoek uitgaat en die vooral zijn eigen wereld schept in het verborgene. In Pictura zoekt Jos dan ook vaak de kelder op of een verborgen ruimte achter de grote panelen van de tentoonstellingszaal. Hij zoekt er naar de kern van de aarde met zijn kernkijker. Bezoekers krijgen er een foto van.

Zijn wereld reikt ver: van het diepste van de aarde tot de boeken die je hier tentoongesteld ziet en waar zelfs de plakresten van verwijderde foto’s een niet te missen onderdeel kunnen zijn.

Ik heb een week geleden een deel van de hier getoonde verzameling gezien. Onvervreembare gebruiksvoorwerpen zijn het.

4 objecten 4 aanleidingen

1

Balmoral of de walm van Pall Mall

Zo is er het geurboek.

Je hoeft het maar open te ritsen en 

je staat in de Bijenkorf van Rotterdam. 

(Eindelijk kon R. zijn boeken over Indië kwijt, driehonderd euro voor alles. 

Alleen: er kwam nog een telefoontje van de antiquaar: of de boeken ook rookvrij waren? R. opende de doos, pakte een boek en een walm van Pall Mall kwam hem tegemoet.

Hij was de sigaar.)

Pall Mall of Balmoral? vroeg de antiquaar.

Van de aankoop zie ik af.  

2

Een wat ingewikkelder aanleiding voor buitenstaanders: Ik trof in die collectie 2 dots.  

Een dot is een Direct Onedimensional Thing. Het schaart zich kunsthistorisch gezien onder het neopointilisme in de beeldhouwkunst: een kunststroming waarbij

drie dimensies zoveel mogelijk zijn teruggedrongen tot 1 punt. 

3

De zoektocht naar UTOPIA, Nheeeeeh!

Architect Wijdeveld in de documentaire Plan The Impossible van Hank Onrust (1975)

Wijdeveld heeft het over zijn verblijf als jongeling in Londen en dat hij toen langs de Thames op zoek is gegaan naar Utopia. Mensen wezen hem de weg. 

Hank Onrust: En heeft u het gevonden? Dat Utopia?

Nheeeeeh! antwoordt Wijdeveld. (Trouwens ik heb Hans gevraagd of hij hier een boek over Wijdeveld had, de catalogus van een tentoonstelling in het NAI en Hans antwoordde toen Nee, een heel kort nee en dat in contrast met de Nheeeeeh van  Wijdeveld. 

4

pistool pistool!

pistool wat pistool wie pistool waar pistool

Pistool pistool!

verdwenen…

En nU wil ik het woord pistool niet meer horen 

want ik ben pacifist,

pas paljas pistool! nee dat woord dus niet

of ik schiet. 

Tot slot: 

Mag dat allemaal? Dat schrijven en tekenen in boeken? 

Ongetwijfeld zijn er onder jullie die dat denken in een eerste reactie. 

Mijn antwoord is: Ja, in je middelbare schoolagenda: 

die mocht je volledig vermaken tot een persoonlijk boekwerk. 

Maar verder: Nheeeeeh! schrijven en tekenen in boeken mag niemand. 

behalve j.’P alias!

Geert Mommersteeg / Openingstoespraak Paul Bogaers

16.10.2022

Tentoonstelling Encyclopedieën van Geert Mommersteeg bij walgenbach art & books, nov-dec 2022

Openingswoordje door Paul Bogaers, zondag 13 november 2022

Geachte aanwezigen!

Welkom op de opening van de tentoonstelling Encyclopedieën van Geert Mommersteeg.

U bent vanmiddag getuige van een tamelijk bijzondere en zeldzame gebeurtenis, namelijk de coming out van een kunstenaar in diens 67ste levensjaar.

Geert Mommersteeg is antropoloog, inmiddels in ruste, maar zijn hele leven is hij al geïnteresseerd in kunst. Hij bezocht altijd al tentoonstellingen, keek naar kunst, verzamelde kunst, verkeerde met kunstenaars, en vond zelfs een kunstenaar als partner.

Langs die weg heb ik Geert trouwens ook leren kennen, als de partner van Nan,  maar in de loop van de jaren is er ook persoonlijk een band tussen ons gegroeid. En terwijl ik hem langzaam beter leerde kennen, werd het mij ook steeds meer duidelijk dat zijn interesse in kunst niet louter werd ingegeven door het feit dat hij een relatie had met een kunstenaar. Het zat bij hem diep binnenin.

En tóch is het mij en ik denk wel bijna iedereen uit dit gezelschap ontgaan dat er ook iets anders aan de hand was. Er bleek bij Geert iets te smeulen onder het oppervlak. Iets te kruipen in zijn bloed waar het niet gaan kon. Zijn belangstelling voor kunst bleek toch niet louter passief, er moest wel degelijk iets uit.

Jaren lang blijkt hij zich periodiek en stelselmatig afgezonderd te hebben om zich in het geheim over te geven aan zijn scheppende neigingen. Afgezonderd in het bijna spreekwoordelijke zolderkamertje, waar de ongerepte en nog onontdekte kunstenaar zijn geheime oeuvre bij elkaar schildert – achteraf is het een wonder dat niemand zó lang iets vermoedde van de overrompelende waarheid. Maar ja, achteraf valt alles pas op zijn plaats, dat is altijd zo. Dat kamertje was gewoon zijn studeerkamer, en bovendien de plek waar hij ook zijn verzameling van naturalia beheert, dus wekte het bij niemand ooit argwaan dat hij zich daar van tijd tot tijd terugtrok. Zelfs Nan vermoedde niets.

Hoe nu precies de aap uit de mouw is gekomen, hoe Geert uit de kast is gekomen, dat weet ik niet precies. Ik weet alleen dat ik een half jaar geleden bij Kunstinstituut Melly Hans, onze gastheer hier, ontmoette, die mij in vertrouwen vertelde dat hij een tentoonstelling ging maken met werk van Geert Mommersteeg. Ik viel van mijn stoel. Ik wist het niet – maar zo bleek, niemand wist van het geheime beeldende werk van Geert Mommersteeg.

Wat Hans mij erover vertelde prikkelde mijn nieuwsgierigheid zó dat ik een afspraak met Geert heb proberen te maken. Dat ging op zich vlot want Geert is genereus en gastvrij. Ik was nog nooit in zijn Utrechtse woning geweest, maar – ik wilde dat werk wel eens zien..! Dat had echter nog wel wat voeten in aarde. Ik werd eerst opgehouden op de benedenverdieping, terwijl ik uit Hans’ beschrijving al wist dat ik tot de zolder moest zien door te dringen. Geduldig dronk ik een koffie, en daarna nog een. Toen gingen we naar boven, en even later kwam ik zowaar op het zolderdomein terecht. Hier zou het dus allemaal plaatsvinden, dit was Geert zijn Geheime Atelier… Maar geen spoor van werkzaamheden, zelfs een werkplek kon ik niet aantreffen. Ik wist uit de summiere beschrijving van Hans dat het zou moeten gaan om collages en ook schilderingen, en die zouden toch ergens gemaakt moeten worden, en er zou ook materialen en gereedschappen aanwezig moeten zijn. Maar ik kon in die hele ruimte niets vinden dat op scheppende arbeid zou kunnen wijzen.
Geert liet mij eerst zijn kunstcollectie zien, daarna uitgebreid zijn rariteitenkabinet met daarin een keur van zelf gevonden en verzamelde naturalia, zorgvuldig geordend gerubriceerd en gepresenteerd. Dat was al interessant genoeg, en ook zeer herkenbaar voor mij, want ik ben, net als Geert, ook zo’n verzamelaar. En toen gingen we weer naar beneden…

Ik moest nu echt gaan aandringen, anders stond ik straks, mijn nieuwsgierigheid onbevredigd, weer buiten. En inderdaad, na dat aandringen kwamen schoorvoetend de eerste werken op tafel. Eerst een serie collages waarvoor omslagen van het tijdschrift National Geographic als bronnenmateriaal hadden gediend, een serie die hier overigens niet te zien is. Vervolgens een hele uitgebreide reeks uit de ééndelige encyclopedie Alles wat U weten wil, een uitgave die ikzelf ook in mijn bezit heb. Ik was destijds gevallen op de prachtige titel die in groene letters op het natuurlinnen omslag prijkte. Alles wat U weten wil. Stel je voor: alles wat je weten wil, in één compact boekje..! Ikzelf had het binnenwerk eruit verwijderd en er een blanco dummy voor in de plaats gemonteerd, waarin ik contactdrukken van mijn foto’s kon onderbrengen. Maar Geert was juist gevallen voor de afbeeldingspagina’s in het boek, die hij als basis kon nemen voor heel precieze overschilderingen met geometrische figuren. Een soortgelijke serie, de pagina’s in dit geval afkomstig uit de Grote Winkler Prins encyclopedie, vormt in deze tentoonstelling fysiek gezien het grootste onderdeel. Vervolgens toonde hij mij enkele series met stapelingen, waarvan er hier twee te zien zijn: één met voorwerpen die gestapeld staan op de kast waarin ze zouden kunnen zijn opgeborgen, en een wondermooie serie met dieren die met zijn zessen bovenop elkaar zitten. De dieren zijn minutieus uitgeknipt en opgeplakt, maar ze zijn ook zó geordend dat ze ook in het echt op die manier de afgebeelde balanceeract zouden kunnen volbrengen.

Dit kenmerkt wel in het algemeen het werk van Geert Mommersteeg: de ongelooflijke precisie en zorgvuldigheid waarmee alle beelden zijn geconcipieerd en ook uitgevoerd. Bij Geert moet alles om te beginnen recht hangen, waterpas-recht, maar dat is ook echt maar het begin. Verbaast u zich maar eens over de perfectie waarmee de cirkels en ellipsen zijn geschilderd op de encyclopediepagina’s, en de bijna griezelig nauwkeurige wijze waarop de dieren in de andere genoemde serie zijn uitgeknipt en opgeplakt. Velen van ons zouden dat waarschijnlijk niet zo voor elkaar kunnen krijgen. Maar deze perfectie dient ook een doel, zij vormt een noodzakelijk onderdeel van de taak die Geert op zich heeft genomen in zijn werk. Het concept van iedere serie is namelijk zo precies dat de uitvoering daar niet bij achter kan blijven.

Het is tekenend voor Geert dat hij ook de omschrijving van de werken, de herkomst van de gebruikte afbeeldingen en zelfs de papiersoort waarop de collages zijn geplakt, nauwkeurig aangeeft. Alles doet ertoe in dit encyclopedische universum. Het is het universum van een verzamelaar, en aan het verzamelen ligt, zoals u weet, rubriceren en ordenen ten grondslag.

Ik kon aan het eind van de middag tevreden, mijn nieuwsgierigheid bevredigd, weer vertrekken. Maar ik wilde toch nog één ding weten: hoe kon het dat ik niets van een werktafel, een voorraad plaatjes, montagematerialen – om nog maar te zwijgen van rondslingerende probeersels of mislukte plaksels – had gezien in de ruimte die toch het atelier van een kunstenaar moest zijn..? Welnu, Geert bleek al zijn werken te maken aan een héél klein tafeltje, eigenlijk meer een plankje, dat na elke gedane arbeid weer helemaal werd opgeruimd en opgeborgen. Zó geheim, zó verborgen, zó bescheiden heeft Geert tot dusver gewerkt aan zijn werken dat het lange tijd niet eens de bedoeling was dat deze zijn zolderkamertje ooit zouden verlaten. Het is aan Hans Walgenbach te danken dat dit toch kon gebeuren.

Mijn oprechte wens is dat dit werk vanaf nu, vanaf deze middag, bij de officiële coming out van Geert Mommersteeg als beeldend kunstenaar, zijn plaats in de buitenwereld mag innemen die het toekomt. En Geert zelf wens ik nog vele nieuwe exploraties in tal van verschillende universa toe, die hopelijk weer tot weer nieuwe encyclopedische series zullen leiden.

Hierbij verklaar ik deze presentatie voor geopend!

 

Home

01.07.2022

Walgenbach Art & Books is specialized in art books and organizes small exhibitions in the field of visual arts. Artists and art books, photography and the cultural life of Rotterdam are the focus areas of the shop.
Please contact info@walgenbach.nl for selling books that fall within the specializations of the shop.

 
Walgenbach Art & Books,
Gouwstraat 56 c,
3082BE Rotterdam.
Open: Thursday to Saturday from 12:00 to 17:00 and by appointment.
Tel: +31 6 393 11 695 / info@walgenbach.nl
NB!
walgenbach art & books has moved to number 56c and has new opening hours!

 

Cold Turkey Press;    Fw: books;   Hatje Cantz;   Hanuman Books;   Imschoot Uitgever;   Letter Edged Black Press Inc.:  MACK books;   Melly/Witte de With ;      Museum Boijmans Van Beuningen;     Point d’ironie, Agnes b.;     Publishing House Bébert;    Roma Publishers;    Scalo;   Stedelijk Museum Amsterdam;   Steidl;   Van Abbemuseum;    Van Zoetendaal Publishers:     Wendingen;     Walther König:   

 

Hanuman Books

03.05.2000

Hanuman Books was founded by American art critic, curator, editor and publisher, Raymond Foyeand Italian painter Francesco Clementein 1986.

Clemente, in addition to suggesting books, painted the Hanuman Books logo, contributed money to pay for printing in India, and envisioned the design of the books. Clemente, for example, suggested sending black and white author photographs to be hand tinted, so Indian printers would influence the books.

Hanuman books were printed on a letter press at C.T. Nachiappan’s Kalakshetra Press in Madras (now Chennai), India. The acid-free pages were sewn together by local fishermen and others. All of the books have the same 3″ x 4″ dimensions. 

Handmade Indian paper and vegetable dyes enabled colorful covers. Titles stamped in gold and tinted author photographs appear on the dust jackets.

Nachiappan himself destroyed the first print-run of Bob Flanagan’s Fuck Journalin order to avoid prosecution under anti-obscenity laws, which applied to printers as well as publishers. He was convinced by Foye to print five hundred clandestine copies.

Very few copies remain and have proven exceedingly difficult to obtain.

The Hanuman collection here offered for sale formed part of a gift from Raymond Foye to Gerard Bellaart. All the books are in mint condition.


for order press button

Gyz la Riviere, ‘dataism’ 20 -3 to 24-4 -2022

13.03.2000

Gyz la Riviere—Dataïsme

Typisch Gyz: Speels, grappig, lichtvoetig, een mix tussen pop-art en objects-trouvés, geworteld in een haast obsessieve verzameldrang, een specifieke Gyziaanse gekte.
Maar daarachter, ook typisch Gyz: Een ongekend eigenzinnig oog voor de sociale en economische structuren waarvan ons leven is doordrongen, vaak op zo’n alledaagse, en soms ook prettige, manier dat we het voor lief nemen. Gyz raakt aan die structuren door in te haken op materiële sporen en restanten, vaak uit een verleden dat eigenlijk heel recent is, en toch alweer geschiedenis. Dataïsme is een verzamelnaam voor een groeiende collectie datadragers en data-gerelateerde materiële cultuur, die Gyz uitlicht, herordent, isoleert of juist in al haar veelomvattendheid laat exploderen.

In New Neapolis, zijn meerjarenproject rondom het typische karakter van havensteden zoals Rotterdam, linkte Gyz dataïsme aan een geschiedenis van standaardisering, automatisering en schaalvergroting. Die hoort bij de ontwikkeling van de machine van het kapitalisme en de voortdurende stroom van geld en goederen. Maar ook bij het idee van woonwijken en steden als een machine, dat in de 20ste eeuw overal aan invloed won. Een schijnbaar abstracte vierhoek van geschakelde floppy disks maakte hij in zijn New Neapolis expositie de visuele pendant van een maquette van een van de woonmachines van Le Corbusier—symbool voor de rationele, functionele stad. Maar hij merkte daarbij fijntjes op dat van het onderliggende collectivistische ideaal van toen niet zoveel is overgebleven; in de huidige samenleving, waarin data en algoritmes alom de economische en sociale onderlegger zijn gaan vormen, voert individualisme de boventoon.

Of toch?

In tijden van Corona, toen ons dagelijks leven nóg meer op ons individuele zelf was teruggeworpen, maakte hij vanuit zijn fascinatie voor dataïsme twee boeken rondom datadragers waarin het toch ook draait om contact:
Zijn boekproject ‘Home-video’ draait om de VHS band en de videotheek als sociaal en cultureel instituut.
En ‘Het telefooncellenboek’ omschrijft en toont hoe die ene vierkante meter een specifieke sociale en culturele ruimte in het stadsbeeld afbakende, én een rol vervulde als symbolische plek—bijna een karakter op zichzelf—in boeken, reclames, en films.

Karakteristiek voor de hele doorlopende stroom aan ‘dataïsme’ werken is zijn interesse in retro-futurisme. Terugkijken naar ontwikkelingen en toekomstbeelden van toen—als prequel van vandaag—om de afstand en verbazing die dat oproept ook mee te laten resoneren in hoe jij en ik vervolgens om ons heen kijken naar de wereld van nu én naar de toekomst die vandaag wordt vorm gegeven. Retro-futurisme is als attitude groots. Maar wat ik zo mooi en sterk vindt aan de dataïsme serie, is dat die tegelijkertijd samenvalt met de tijdsspanne van Gyz’ eigen biografie. De technologische evolutie die hij ons terugspiegelt vindt plaats binnen één mensenleven. De videotheek, de telefooncel, de floppy disk, de telefoonkaart, etc… ze behoren tot een recent en toch al deels vergeten verleden dat, onder Gyz’ publiek van de afgelopen jaren ook significante scheidslijnen trekt. Sommigen van ons belanden in een feest van nostalgie en herkenning; maar veel nieuwsgierigen—in Rotterdam West bij Joey Ramone, hier op Zuid bij Walgenbach, of de schoolgroepen in TENT—weten letterlijk niet wat ze zien.

Dat zegt iets over de razende vaart waarin onze datacultuur, of misschien zelfs dataculturen, voortrazen en om zich heen grijpen.
En het zegt ook iets over de waarde van het scherpe oog, de verzameldrift en de gedrevenheid van Gyz die zich, vol liefde en humor, opwerpt als onvermoeibare chroniqueur van de cultuur van het dagelijks leven—inclusief de schoonheid van gamen, geinen, roken, wildplassen, wachten, hangen, en dat typische gevoel van een telefoonhoorn met metalen draad, een floppydisk, cassette of telefoonkaart in je hand én binnen je bereik—die tastbaarheid van sociale structuren, als een collectieve ervaring waar de meeste designgeschiedenissen aan voorbij gaan.

Anke Bangma, 24 april 2022

 

 

Foto’s:  Frank Hanswijk

 

 

Een feestrede voor Arie en Klaas door Vincent Mentzel

11.03.2000

 Ja, zei Arie door de telefoon met zijn bekende beetje krakende stem: Zou jij voor de jarige Klaas en mij een feestrede willen bedenken voor de opening bij Galerie Walgenbach.

Een feestrede…dat is toch een rede waar iedereen blij van  wordt en opgewekt na afloop het glas heft en zich zo opgewekt voelt dat hij of zij in opperste staat van geluk één of liefst twee werken van de beide kunstenaars aanschaft.

Klaas Gubbels is geboren op 19 januari 1934 in Rotterdam en Arie van Geest op 10 april 1948 in Maasland, …off all places, maar  woont eigenlijk zijn hele leven al in Rotterdam.
Een feestrede, vrienden van de kunsten hier in Rotterdam bijeen, een feestrede is ter gelegenheid van een feestvarken. In dit geval dus twee.
Nu is het bijna altijd feest…voor mij althans, wanneer ik het atelier van de beide kunstenaars mag betreden. Het geeft mij een   bijzonder gevoel. Een euforische ervaring en  denk  dan  ook  zelf een beetje kunstenaar te zijn.
Ik laaf mij aan de beide mannen, zoals je je ook kunt laven aan een goed glas wijn. Maar dit is meer, veel meer dan gewone wijn. Dit is een sensuele ervaring.
Zowel geestelijk als lichamelijk voel je je verrijkt, wanneer je het atelier van zowel Arie als Klaas verlaat.
Het is niet alleen de lucht van verf of een slecht geventileerde ruimte. Het is niet alleen de lichaamslucht van beiden. Daar zit net zoveel verschil in als in hun beider werk.
Wat maakt dat je je op je gemak voelt wanneer je het ‘hok’ van deze mannen betreed.
Je maakt ineens deel uit van hun wereld, hun schilderij. Even maar hoor. Want hun strijd is intenser.
Klaas zijn struggle bijvoorbeeld met die godvergeten tafels en ketels.
En Arie, zijn struggle, niet alleen met zijn leven en Berneja, maar ook met zijn immer romantische gevoelens voor al zijn dierbaren en de mensen om hem heen. Zijn voortdurende melancholische gevoelens over leven en dood. Zijn opwindende strijd om te overleven, te blijven leven, in poetische vormen terug te zien in zijn werk.

Ik heb al sinds mensenheugenis een schilderij van twee somber kijkende meisjes aan mijn muur thuis hangen. Een inmens groot doek, ooit voor veel geld van Jan Riezenkamp overgekocht. Een echte Arie van Geest. ‘ Het comfort van de Melancholie’ genaamd. Waarom vond ik dat schilderij zo bijzonder.
Waarom voelde ik inderdaad de melancholie van Arie in mijn gezicht prikken ?
Ik sta er iedere dag even voor. Twee tamelijk boos kijkende meisjes die je verwend en verwaand aankijken. Ik kijk ernaar en zeg dan zachtjes ( …opdat mijn vrouw en dochter het niet horen) Kijken jullie verdorie toch eens vrolijk !
Het schilderij heeft iedere dag een andere melancholische blik.    Ik ben eraangewend. Het bepaalt voor mij het ritme van de dag,.

Arie had een vooruitziende blik, er hangt nog een ander schilderij  in de woonkamer met ook een booskijkend meisje, geschilderd jaren voordat onze dochter in 1999 geboren  werd.  Een  portret van Alice in Wonderland, waar wij onze, soms ongemakkelijk kijkende dochter in menen te herkennen. Niets is toeval !
Er hangt ook een groot doek van Klaas Gubbels in de woonkamer, ‘De Tafelzitster’. Het heeft jaren geduurd voordat mij dat schilderij door Klaas werd gegund. Foto’s, briefjes, met de tafelzitster erop getekend, met de tekst: ‘Mooie piece he,’ je Klaas.’ Maar arriveren deed het nooit, een keer belde Klaas op, kom het maar halen in Arnhem, paste het verdomde schilderij niet in mijn auto ( Klaas   wist dat en zei kom we gaan drinken) Nog weer jaren later arriveerde het schilderij eindelijk in Rotterdam. Met een voor mij wildvreemde was de Tafelzitster’ meegereden.
Onze dochter heeft er direct na haar geboorte in 1999 in een wiegje nog maanden onder gelegen, tot grote ontsteltenis van mijn schoonmoeder.
Die vond ‘ De Tafelzitster’ aanstootgevend en dacht dat ons kind daar een levenslang trauma aan zou overhouden. Het is goed gekomen en ze houdt gelukkig heel veel van Klaas.

Arie kreeg schilderles van Klaas op de Kunstacademie hier in Rotterdam.
Wat heet les: Op het atelier van Arie hangt een van de Arie’s eerste schilderijen, ‘de Nachtwandelaar’ uit 1968. Het lijkt zo  op  het eerste gezicht een Klaas, maar het is geen Klaas. Echter dit   schilderij heeft Arie van Geest zijn leven wel vormgegeven.
Na een poosje wanhopig stillevens van tafels en stoelen schilderen heeft Klaas, Arie een goede raad gegeven: ‘Jij moet niet schilderen wat je ziet, maar schilderen wat je denkt’
Die woorden heeft de jonge ‘klad schilder’, zoals Arie zichzelf spottend noemt, tot zich genomen.
Arie’s leven is poëzie, hij kan als geen ander zijn gedachten op het doek componeren. Ontroerend.. …en daar ..Dames en Heren,  komen Klaas en Arie samen.
Een feestrede is er om u een beetje een heerlijk gevoel te geven en ik hoop dat uallen nu al een beetje dat heerlijke gevoel heeft.

Klaas mijn ‘oude’ vriend, is ook een beetje mijn leermeester, want wat is het heerlijk, ik zei het al eerder, om bij hem op het atelier binnen te komen.
Als jongetje van 12 ging ik wel een logeren in Amsterdam bij een goede kunstenaarsvriend van mijn ouders: Lex Horn.
Wie van u kent niet het prachtige wandkleed van Lex Horn wat in de Doelen hangt, maar dit terzijde.
Lex Horn woonde aan de Oude Waal in Amsterdam, vlakbij de Binnen Bantammerstraat, waar de Chinezen wonen en de hoerenbuurt begint.
Het was er buiten voor mijn gevoel altijd nat en koud, maar zodra   ik een stap binnen zette bij de familie Horn, was het knus en warm in de kleinekunstenaarswoning.
Het rook er altijd naar olieverf, sigarettenrook, drank en koffie. Het voelde als een schilderij van liefde en opwinding.
Zo is het ook bij Klaas,…. ‘ja..a.a kom maar langs zei Klaas met een lichte stotter in de stem,…’en de opwinding van het binnenkomen in zijn volgepropte atelier in Arnhem is daar weer.
Bij Klaas kom je altijd in je korte broek binnen en word je er héél langzaam volwassen.
Het is bij Klaas nooit hetzelfde, altijd weer nieuwe doeken her en der opgesteld. Maar het ruikt er zoals het hoort.. de geur van mijn jeugd. De geur die ik ook zo goed kende uit een andere periode in mijn leven in Dordrecht. Op het atelier van Klaas zijn overleden vriend Bouke Ylstra. Ik zat daar als ventje in een hoekje te kijken naar de schilder aan het werk. Ook weer die onverwoestbare geur van olieverf, sigaretten en de houtkachel
Bij Klaas wordt je verdrietig en vrolijk tegelijk. De bijna eenvoud uit het leven, en ook zijn gevecht met het schilderij maakt je nederig en gelukkig tegelijk.

Opvallend de zo verschillende kleuren die Arie en Klaas gebruiken.
Wat maakt het zo bijzonder om deze  twee  mannen,  zo verschillend in hun werk, zo verschillend in karakter, nu samen te zien.
De melancholie van het zijn, de poëtische liefde voor het lege doek.
Arie die zich in Frankrijk spiegelt aan zijn tuin.
Zijn leven en herinneringen in de schilderijen van zijn tuin projecteert. Zijn ( overleden) vrienden en familie laat bloeien in het gras. Zijn onverwoestbare liefde voor Berneja.
Klaas die in alle eenvoud een gruwelijk beeld kan neerzetten. Neem het schilderij wat ik nooit zal vergeten en zonder dat je de titel hebt gelezen al weet dat het allemaal niet deugd:
‘Het verhoor.’
Twee ketels tegenover elkaar.

Arie die op zijn grimmige wijze een zelfprotret schildert waar je niet vrolijk van wordt:’ Sleeping with the enemy ‘
Zijn strijd tegen, zoals de oudere generatie het noemde: ‘ De gevreesde ziekte K’
En na dat hij weer een overwinning op deze ziekte heeft behaalt in 2019 het grauw-grijs-groene schilderij maakt:  ‘the  Sisters  of mercy’
Wat doet Klaas: die kleed zich uit en gaat bijna naakt in de krant staan.
Heerlijk, hij laat zijn bijna onoverwinnelijke mannelijkheid zien.
Klaas en Arie twee vrienden die samen: om met Reve te spreken, ‘Nader tot U’ komen.

Is het nog steeds een feestrede? Ik denk het wel…

De reden om een feest te geven is hier vandaag bij Galerie Walgenbach, deze twee ongelooflijke aardige mannen, die gemeen hebben dat ze géén ‘ klad’ schilders zijn, maar weergaloos goede kunstenaars. Die elkaar op poëtische wijze liefhebben en van elkaars werk kunnen genieten. Trots zijn  op  hun lange vriendschap.
Ik citeer een brief uit 2014 van Arie aan Klaas:
Naast de regelmatig opduikende ellende is het leven ook gevuld met kleine raadsels, die we gewoon in takt moeten laten. Niet beroeren, rustig rond laten dobberen richting de kier naar de vrijheid. Het geluk ligt immers niet achter de horizon, maar bevindt zich veilig opgeborgen in de kelder van ons eigen nevelbrein.
En uit een gedicht van Rutger Kopland (2001) over Klaas:
Hoe een tafel bijvoorbeeld verandert in een schilderij.
het gaat om het zien zegt Klaas meer kijken, minder schilderen.
Achteruitlopen, tot je denkt: verdomd.
Als je lang genoeg kijkt zie je iedere tafel voor het eerst.

Dames en heren, vrienden van Arie en Klaas van het ‘Geest & Gubbels Genootschap’ laten we het glas  heffen  op  deze  heerlijke en eerlijke Rotterdammers en niet te vergeten hun lieve Heleen en Berneja.

Vincent Mentzel, Galerie Walgenbach art & books,  10 november 2019



Marenne Terlingen

08.03.2000

Toespraak Marjolijn van den Assem

Het waren vervreemdende tien jaren voor mijn hartsvriendin en collega Marenne Terlingen.
Ik dacht aan een gedicht van Innokenti Annenski:

‘Nee, ik wil niet, ik wil niet!
Wat? Geen mens, geen houvast, geen route?
Dooft de kaars door ‘t ademen uit?
Stil … ga nu op handen en voeten!’

En zó redde ze zich.
In den beginne richtte Marenne zich op de Vesuvius, die ze beeldend ontgon, 
totdat alle lava vrucht had gedragen.
De verbazing die dat opriep maakte weerbaar.
Weerbaar? Vechtlustig!

Marenne betrad de boksring, waarvan ze constateerde dat hij vierkant is
en ze liet zich alle hoeken van de ring zien.
Vedergewicht is haar categorie, krap 57 kilo mag men daarin wegen, schoon aan de haak.
In die blote, botte, geharnaste toestand bevocht ze haar drijfveren en ziedaar …
dat schiep tegenwicht.

We kunnen hier nu haar zielenroerselen volgen, verpakt in avontuur en veelzijdigheid.
Vederlicht zoals het een vedergewicht betaamt, maar ook
behendig omfloerst en zo ontwijkt ze onze interpretatie.
Op gevonden kartonnen, opgeraapte papieren, scheurde en schilderde ze, 
tekende en kraste ze, terwijl de spuitbus haar nog het meest bekoorde.
Ze schrijft zichzelf.

Het woord om en om gekeerd tot het zich voordoet als standpunt, openbaring, ontsnapping.
Tot er geen speld meer tussen te krijgen is,
tot de schoonheid er op volgt.

Men noemt haar wel ‘de vlinder’, 
wellicht omdat ze -soms incognito, weggedoken in de cocon van Vincents te grote jas- 
stoer op haar fiets de stad befladdert, 
lichtvoetigheid is de tegenhanger van de ernst.
Mohammed Ali, onze boksheld vatte zo het hele leven samen in:
“Float like a butterfly, sting like a bee”.

Dat is wat ze deed en ze tekende het ons voor.
De weerslag daarvan zien we hier in een album bijeen,
omdat Hans Walgenbach er de noodzaak van inzag.

‘Het werk maakt dat ik besta’ zei Marenne me onlangs, 
kernachtiger kan een kunstenaar het niet verwoorden.
Het synoniem van ‘verdergewicht’ is ‘pluimgewicht’,
een lauwerkrans voor een zwaargewicht die niet is gezwicht
maar vocht en overwon.

Keer op keer realiseren we ons
de zinvolle – zinloze – hoopvolle – hopeloze functie van kunst.
Misschien wel ons enige houvast.
Maar vooral de meest intense mogelijkheid tot medemenselijkheid.

Daarom wordt het joie de vivre van Marenne Terlingen hier tentoon gespreid,
lees het, vang het op, want de tentoonstelling is vanaf nu geopend!

Marjolijn van den Assem

Ben Zegers

25.02.2000

Gouwstraat 15
3082BA Rotterdam
open: vrijdag van 13 – 19 uur, zaterdag van 13 -17 uur en op afspraak
info@walgenbach.nl
+31 6 393 11 695

Tentoonstelling  
3-3 tot 31-3-2019 
Ben Zegers 
‘Souvenirs’
klein werk in diverse technieken
 Ben Zegers (1962) verstoort de maat van de dingen, maakt alles dat maatvast is maatloos, maakt alles dat diepte heeft plat en andersom. Zijn beelden zijn in vorm en inhoud zo elastisch dat ze onophoudelijk van identiteit veranderen. Het bestaan wordt gevat in een aanschouwelijk model, inschikkelijker dan de werkelijkheid. Met deze macht over inhoud en materie kan hij het bekende beeld tot zijn eigen beeld omvormen. Zijn beelden (stapelingen van herkenbare objecten en constructieve elementen), zijn knipsels en zijn (gefotografeerde) maquettes van bekende taferelen, het zijn altijd beelden die onderweg zijn naar hun bestemming, niet te duiden door zijn onophoudelijke spel met herkenbaarheid, proportie, functie en betekenis. 

Zegers werk bevindt zich o.a. in de collecties van Museum Boijmans van Beuningen, Haags Gemeentemuseum en de Caldic Collectie. Momenteel werkt hij in opdracht van Stadsontwikkeling en S.I.R. aan een sculptuur voor de Binnenrotte in Rotterdam.
 
 
Opening speech by Q.S. Serafijn 3-3-2019Download