L’homme qui rit.
Toespaak Arie van Geest bij de opening van de tentoonstelling van Sjef Henderickx, 16 december tot 26 januari 2019
In een helder atelier in Schiedam bevindt zich ergens op een kast tussen allerlei prullaria een object trouvé. Een nietig bootje, bedekt met modder en schelpjes. Halverwege de jaren 70 werd het door Sjef Henderickx gevonden in een toen juist drooggelegde poldervaart in Kethel. Een sentimentele scherf uit de verloren tijd. Ooit het speelgoed van een kind maar nu een gehavend miniatuur wrak met een poëtische lading waaraan niets is toe te voegen.
Het is zonneklaar. Sjef Henderickx is niet voor een gaatje te vangen.
Al bijna een halve eeuw werkt hij als beeldend kunstenaar aan een consistent oeuvre, waar verschillende disciplines als beeldhouwen, schilderen en tekenen worden ingezet. Al naar gelang het beeld dat hem voor ogen staat. Maar er is meer.
Als men zijn Schiedamse atelier bezoekt, wordt men overspoeld door een raadselachtig transito-universum boordevol attributen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben maar die zich in essentie in de wachtkamer bevinden om ooit een rol van betekenis te kunnen spelen in de vrijstaat waar Sjef het voor het zeggen heeft. Vanzelfsprekend is dit atelier het domein van een man die beelden wil verwezenlijken, maar het is tevens de broedplaats van een alchemist, de opslagruimte van een archeoloog, het kabinet van een filosoof een mini-museum van een verzamelaar die reflecterend op zijn directe omgeving het onbenoembare voor het voetlicht wil zien te krijgen.
Op zeer jeugdige leeftijd trad Sjef reeds toe tot het gilde der museumdirecteuren. In de schuur achter zijn ouderlijk huis richtte hij in die dagen een museum in om kinderen uit de buurt kennis te laten maken met vondsten die hij in de natuur had opgedoken. Op 15-jarige leeftijd deed hij in de klei van de Vlaardingse Broekpolder zijn eerste opgraving. Objecten aangetroffen in zijn directe omgeving, zowel in als boven de grond zijn van meet af aan van grote invloed geweest op de imaginaire wereld die hij als beeldend kunstenaar in kaart is gaan brengen.
Een typisch voorbeeld van zijn manier van werken is de sculptuur ’t Lam dat hij ontwierp voor de herinrichting van de Schiedamse St. Janskerk in 2010. Met de ruim duizend brokstukken van beelden en altaren die tijdens de beeldenstorm van 1572 door de watergeuzen uit Den Briel werden vernield en die tijdens de restauratie van de kerk vlak na de tweede Wereldoorlog onder de vloer werden gevonden om vervolgens voor een periode die langer dan vijftig jaar zou duren naar de zolder van het Stedelijk Museum van Schiedam te verhuizen, ontwierp hij een vier meter hoge zuil van gewichtloze stenen die oprijzen uit een stalen ronde schaal en die bovenin a.h.w. samensmelten in de vorm van een gefragmenteerd lam.
Sinds 2002 pendelt Sjef letterlijk tussen twee werelden heen en weer. Te weten zijn artistieke territorium in Schiedam en zijn maison secundaire in Bégadan, een gehucht in het Franse departement de Gironde.
In de zomer van 2017 ontstonden in zijn Gallische tekencaravan met uitzicht op de kleine, lokale vuurtoren Le Tour de By binnen zes weken 99 werken op papier die hij de titel L’Homme qui rit meegaf en waarvan er momenteel een aantal te zien zijn in deze ruimte.
In 1869 schrijft Victor Hugo de filosofische roman L’Homme qui rit waarin de levenswandel uit de doeken wordt gedaan van het tienjarige, haveloze kind Gwynplaine, een protagonist getooid met de grimas die eigenlijk een verminking is en die moet vechten tegen de nacht, de sneeuw en tegen de dood.
Sjef Henderickx goochelt die zomer uit een potje dat gevuld is met een mix die bestaat uit restjes inkt, walnotenschillen en retoucheverf uit de jaren dertig met grote trefzekerheid een waar leger van anonieme schimmen op papier, schimmen die o.a. worden aangetast door trechters, vogelveertjes, slakken, spechten, paddenstoelen en andere fenomenen uit de vrije natuur. Aantasting, verval, kwetsbaarheid, maar tegelijkertijd een uiterst transparante schoonheid zijn de belangrijkste kenmerken uit deze serie vol lucide vaak wat strompelende wezens die getooid gaan met de grijns van het kind uit het brein van Victor Hugo.
Onder invloed van de maritieme omstandigheden in het specifieke licht van de Médoc, het gebied ingesloten tussen de Atlantische Oceaan en de Gironde ontstond bij Sjef een aantal jaren geleden het idee om er ter plekke op de grens van het water en het land een poëtische schuilplaats te gaan realiseren: La Cabane des Hirondelles, een toevluchtsoord voor zwaluwen.
Een bescheiden onderkomen van vijf meter lang, vier meter breed en twee meter tachtig hoog, de muren moeten worden opgebouwd naar een traditie van de lokale oesterkwekers om lege schelpen als saté op stalen pennen te rijgen en die vervolgens te gebruiken om oesterbroed op te zaaien, het dak wordt bedekt met Jacobsschelpen die verwijzen naar de pelgrims die de Girondehavens aandeden om vervolgens hun voettocht naar Compostella te vervolgen, aan de voorkant bovenin een kleine ingang voor de duikacrobaten van de wind en aan de zijkanten een aantal roeispanen. Mocht de zondvloed zich ooit weer aandienen dan zal deze poëtische, hedendaagse ark zich moeiteloos naar veiliger oorden kunnen begeven.
Een utopisch verlangen van een romanticus die het leven als een laboratorium ervaart, die dromen in de werkelijkheid wil plaatsen en die gelooft in de schoonheid van de ziel.
Deze bescheiden tentoonstelling bewijst dat hij in staat is om deze complexe materie op een heldere, maar vooral indringende manier te visualiseren.
Arie van Geest
30-10-2018